spijtend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spij·tend
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van: | spijten |
verbogen vorm: | spijtende |
spijtend
- onvoltooid deelwoord van spijten
- ▸ ⧖ En tranen spritsten in haar oogen over haar groote liefde, de mooie uren rouwend die waren weggewaand in onherroepelijk voorbij-zijn, spijtend de nooit voldane belofte die ze had voelen zingen in haar borst korten tijd, de belofte van een rustig-blauwend leven naast den man dien ze zou liefhebben met een ruim-offerende toewijding.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'spijtend' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Zuster Bertha.” (1891), W. Versluys, Amsterdam, p. 243/244