spijtend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spij·tend
Woordherkomst en -opbouw
  •  spijten ww  met de uitgang -d (in de verouderde betekenis "verdriet bezorgen")

Werkwoord

vervoeging van: spijten
verbogen vorm: spijtende

spijtend

  1. onvoltooid deelwoord van spijten
      En tranen spritsten in haar oogen over haar groote liefde, de mooie uren rouwend die waren weggewaand in onherroepelijk voorbij-zijn, spijtend de nooit voldane belofte die ze had voelen zingen in haar borst korten tijd, de belofte van een rustig-blauwend leven naast den man dien ze zou liefhebben met een ruim-offerende toewijding.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Zuster Bertha.” (1891), W. Versluys, Amsterdam, p. 243/244