spierblessure

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spier·bles·su·re
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spierblessure spierblessuren
spierblessures
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spierblessurev

  1. (sport) (medisch) beschadiging van een spier door overmatig gebruik
     De aanvaller kreeg in de eerste week van de voorbereiding op het nieuwe seizoen te maken met een spierblessure. Ook Myron Boadu en Ron Vlaar raakten geblesseerd.[1]
     Real Madrid kan de rest van de competitie in Spanje waarschijnlijk niet meer beschikken over Marcelo. De 32-jarige Braziliaan heeft een spierblessure in een bovenbeen.[2]
Verwante begrippen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “AZ wacht met smart op de UEFA, maar maandag wordt er al geloot” (DO 6 AUGUSTUS 2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Real Madrid zonder verdediger Marcelo verder in titelstrijd” (VR 10 JULI 2020), NOS