speelpark

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

speelpark bij jachthaven
Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·park
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speelpark speelparken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het speelparko

  1. een park waar kinderen kunnen spelen
    • De gemeente Gooise Meren heeft woensdagavond de vermakelijkheidsretributie (’prettaks’) van tafel geveegd. Speelpark Oud Valkeveen kan hierdoor waarschijnlijk toch weer open.[1] 
    • Wat er na 1 oktober 2017 op de plek van het azc komt, is nog onzeker. Eigenaar Hennie van der Most wil het mogelijk ombouwen tot speelpark voor volwassenen, waar iedereen vanaf 18 jaar welkom is. Daarover is nog veel onduidelijk. ,,We zien wel wat de toekomst brengt”, zegt Jan Kabouter. ,,Ik ga hier ook voetbalspellen organiseren. Dan kan iedereen zeggen dat-ie in Oranje heeft gespeeld.”[2] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 15 feb. 2018
  2. de Telegraaf MIKE MULLER 01 jan. 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be