speel piano

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel pi·a·no
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
pianospelen

speel piano

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pianospelen
    • Ik speel piano. 
  2. gebiedende wijs van pianospelen
    • Speel piano! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pianospelen
    • Speel je piano? 


Gangbaarheid