speel gelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: speel gelijk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈspel ɣəˈlɛik / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- speel ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- uit speel (werkwoord) en gelijk (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijkspelen |
speel (…) gelijk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkspelen
- Ik speel gelijk.
- gebiedende wijs van gelijkspelen
- Speel gelijk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkspelen
- Speel je gelijk?
Gangbaarheid
- Het woord speel gelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.