speecher

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

speecher spreekt de menigte toe
Uitspraak
Woordafbreking
  • spee·cher
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord speecher
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de speecherm

  1. iemand die redevoeringen houdt
     En terwijl zijn oudere broer bekend stond als een lange speecher, moet Raúl blijkbaar niet onderdoen. Ondanks zijn gevorderde leeftijd sprak hij heel precies, waarbij vaak Fidel en verwijzingen naar de revolutie aan bod kwamen.[1]

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Wle
    “Reynders praat 3,5 uur met Castro” (31/05/2016), De Standaard
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be