spartelde tegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spar·tel·de te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegenspartelen

spartelde tegen

  1. enkelvoud verleden tijd van tegenspartelen
    • Ik spartelde tegen. 
    • Jij spartelde tegen. 
    • Hij, zij, het spartelde tegen. 


Gangbaarheid