sparrenhout
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sparrenhout (hulp, bestand)
Woordafbreking
- spar·ren·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sparrenhout | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het sparrenhout o
- hout afkomstig van de spar Picea
- ▸ Mette en haar vrienden waren gewapend met plakkaten die werden omhooggehouden met stevige knuppels van sparrenhout.[2]
Gangbaarheid
- Het woord sparrenhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535