spareribs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spare·ribs
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘varkensrib’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1]
Zelfstandig naamwoord
de spareribs mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord sparerib