spachtelputz
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spach·tel·putz
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Duits
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spachtelputz | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde) een kunststofgebonden pleister voor muren en wanden
- ▸ Stucwerk, of sierpleister, is een populaire en betaalbare wandafwerking. Traditioneel stucwerk bestaat uit een dunne laag gips. Gips is minder stootvast, maar heeft wel een vochtregulerende werking. Daarnaast heb je spachtelputz (een schrob- en stootvast kunsthars) of granol (het grove zeventigerjaren stucwerk).[1]
- ▸ Leem kan in tegenstelling tot bijvoorbeeld behang of spachtelputz vocht opnemen en weer afstaan. Dat komt het binnenklimaat ten goede.[2]
- ▸ Voor het wandje achter de kachel kocht ze grijze betonverf. „Mijn man zei nog: Je denkt toch niet dat ze beton in een caravan verwerken? En inderdaad: het beton bleek gewoon spachtelputz. Maar het staat leuk.”[3]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord spachtelputz staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Marlous Snijder“Verbouwplannen? Dit zijn de beste wandafwerkingen” (01-10-2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron Ellen van de Beek“Huis met huisboek” (6 april 2007), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Mariska Dijkstra-Wolters“Roelien Dijkhuizen knapte stacaravan op” (18 mei 2012), Reformatorisch Dagblad