Naar inhoud springen

sovrum

Uit WikiWoordenboek
  • sov·rum
  • Samenstelling van de Zweedse zelfstandige naamwoorden sov en rum
Naar frequentie 3288
sovrums enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     sovrum     sovrummet     sovrum     sovrummen  
  genitief     sovrums     sovrummets     sovrums     sovrummens  

sovrum, o

  1. slaapkamer
    «Jag fick sova i hennes sovrum medan hon sov på soffan i vardagsrummet.»
    Ik moest slapen in haar slaapkamer, terwijl ze sliep op de bank in haar woonkamer.

sovrum

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van sovrum