sovrum
Zweeds
Uitspraak
Woordafbreking
- sov·rum
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie | 3288 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | sovrum | sovrummet | sovrum | sovrummen |
genitief | sovrums | sovrummets | sovrums | sovrummens |
Zelfstandig naamwoord
sovrum, o
- slaapkamer
- «Jag fick sova i hennes sovrum medan hon sov på soffan i vardagsrummet.»
- Ik moest slapen in haar slaapkamer, terwijl ze sliep op de bank in haar woonkamer.
- «Jag fick sova i hennes sovrum medan hon sov på soffan i vardagsrummet.»
Synoniemen
Holoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Zelfstandig naamwoord
sovrum
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van sovrum