sovchoz

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sov·choz
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘staatslandbouwbedrijf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1945 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sovchoz sovchozen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de sovchozv

  1. (landbouw) staatslandbouwbedrijf uit de communistische periode
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen