souvenir

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sou·ve·nir
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord souvenir souvenirs
verkleinwoord souvenirtje souvenirtjes

Zelfstandig naamwoord

souvenir o

  1. klein voorwerp dat helpt om aan een prettige ervaring met een plaats of persoon terug te denken
    • Op toeristische trekpleisters zijn veel winkels met souvenirs. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Zelfstandig naamwoord

souvenir g

  1. souvenir
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   souvenir     souveniren     souvenirer     souvenirerne  
genitief   souvenirs     souvenirens     souvenirers     souvenirernes  

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • IPA: /suːvn̩ɪə/
enkelvoud meervoud
souvenir souvenirs

Zelfstandig naamwoord

souvenir

  1. souvenir


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  souvenir     le souvenir     souvenirs     les souvenirs  

Zelfstandig naamwoord

souvenir m

  1. herinnering
  2. nagedachtenis
  3. souvenir
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
souvenir
souvenais
souvenu
derde groep volledig

Werkwoord

souvenir

  1. wederkerend se ~ : zich herinneren


Spaans

Zelfstandig naamwoord

souvenir m

  1. souvenir