soupeert op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sou·peert op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opsouperen

soupeert (...) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opsouperen
    • Jij soupeert op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opsouperen
    • Hij soupeert op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opsouperen
    • Soupeert op!