soundmixen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van soundmixen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		soundmixen			te soundmixen
	toekomend		zullen soundmixen			te zullen soundmixen
voltooid	tegenwoordig		gesoundmixt			te gesoundmixt
	toekomend		gesoundmixt zullen			gesoundmixt te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	soundmixend		gesoundmixt			ev. soundmix	mv. verouderd soundmixt	soundmixe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	soundmix	soundmixt	soundmixt	soundmixt	soundmixt	soundmixen	soundmixen	soundmixen
verleden (o.v.t.)	soundmixte	soundmixte	soundmixte	soundmixte	soundmixte	soundmixten	soundmixten	soundmixten
toekomend (o.t.t.t.)	zal soundmixen	zult/zal soundmixen	zult/zal soundmixen	zult soundmixen	zal soundmixen	zullen soundmixen	zullen soundmixen	zullen soundmixen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou soundmixen	zou soundmixen	zou(dt) soundmixen	zoudt soundmixen	zou soundmixen	zouden soundmixen	zouden soundmixen	zouden soundmixen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij