sommerfugler

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • som·mer·fug·ler
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 15176
2, 3 enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief           sommerfugler     sommerfuglene  

Zelfstandig naamwoord

sommerfugler, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van sommerfugl
  2. (vlinders) orde van de vlinders, Lepidoptera op Wikispecies
  3. (figuurlijk) een tintelend of kriebelig gevoel in de buik hebben, verliefd zijn
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: ha sommerfugler i magen
vlinders in de buik hebben