somatisch
Uiterlijk
- so·ma·tisch
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘lichamelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Griekse σῶμα 'soma' (lichaam) met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | somatisch | somatischer | |
verbogen | somatische | somatischere | |
partitief | somatisch | somatischers | - |
somatisch
- (medisch) met betrekking tot het lichaam, lichamelijk
- Het woord somatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "somatisch" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "somatisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be