somatisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • so·ma·tisch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘lichamelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Griekse σῶμα 'soma' (lichaam) met het achtervoegsel -isch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen somatisch somatischer
verbogen somatische somatischere
partitief somatisch somatischers -

Bijvoeglijk naamwoord

somatisch

  1. (medisch) met betrekking tot het lichaam, lichamelijk
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen