solstitium

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sol·sti·ti·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zonnestilstand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1634 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord solstitium solstitia
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het solstitiumo

  1. (astronomie)de gebeurtenis waarbij het dagelijks toenemen van de zonshoogte bij het bereiken van een keerkring stopt, en overgaat in een afnemende zonshoogte
    • Het solstitium trekt altijd veel toeristen naar Stonehenge. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

30 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen