soldeerapparaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sol·deer·ap·pa·raat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord soldeerapparaat soldeerapparaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het soldeerapparaato

  1. (techniek) toestel om twee stukken metaal aan elkaar vast te maken door daartussen een geschikte metaallegering eerst te smelten en dan te laten stollen
     Een groeiend aantal Nederlanders is kenniswerker, zonder technische opleiding. Ze moeten met een computer overweg kunnen, niet met een soldeerapparaat.[2]
     „Ik heb handige vingers”, zegt hij, terwijl hij met een soldeerapparaat dunne metaaldraadjes aan elkaar smelt.[3]
     De soldeerapparaten en de bijbehorende propaangasflessen bleken in orde te zijn, evenals de gasleidingen in het pand.[4]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 januari 2022 Weblink bron
    Ben Vollaard
    “Gooi maar weg” (30 januari 2010) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 januari 2022 Weblink bron
    Claudia Kammer
    “Levenslang afgeschreven” (29 september 2007) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 26 januari 2022 Weblink bron Gasslang schiet tweemaal los : Drie loodgieters door steekvlam gewond in: Het vrije volk, jrg. 15 nr. 4356 (10 augustus 1959), De Arbeiderspers, Rotterdam, p. 9 kol. 6