soldatentijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sol·da·ten·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord soldatentijd soldatentijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

soldatentijd m [1]

  1. (militair) de periode die men dient als eenvoudig militair
     Hij sprak niet graag over zijn soldatentijd, hoewel hij niet klaagde en vaak zei dat hij tijdens zijn hele diensttijd geen enkele keer geslagen was.[2]
     Vijf jaar nadat ze waren afgezwaaid, spraken ze over hun diensttijd als ”de mooiste tijd van hun leven” en naarmate ze ouder werden kreeg hun soldatentijd meer glans. Het nare wachtlopen tijdens de nachtelijke uren, de weken op bivak in de bittere koude in de strenge winters die we vroeger kenden, waren inmiddels weggefilterd uit het geheugen. Wie niet in dienst was geweest, had echt iets gemist![3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 januari 2022 Weblink bron “Nostalgie bedwelmt” (30 april 2012), Reformatorisch Dagblad