soefi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • soe·fi
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘beoefenaar van de islamitische mystiek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord soefi soefi's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de soefim

  1. (filosofie) (religie) aanhanger van het soefisme, oorspronkelijk herkenbaar aan wollen kleding (sūf (صوف) = ‘wol’) en een ascetische en meditatieve levenswijze
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen