soebatten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • soe·bat·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘vleiend vragen’ voor het eerst aangetroffen in 1641 [1]
  • van Indonesisch sobat "vriend" [2]

Werkwoord

soebatten [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
soebatten
soebatte
gesoebat
zwak -t volledig
  1. inergatief aanhoudend, smekend, dringend vragen waarbij je je voordoet als vriend
  2. inergatief langdurig discussiëren
    • Winkelcentrum Beijum Oost gold ooit als een broeinest van overlast en criminaliteit. Na jaren soebatten werd vorig jaar 2,5 miljoen euro geïnvesteerd in een fikse opknapbeurt. Het winkelcentrum werd in juni vorig jaar heropend als Winkelplein Beijum. Mooi, vinden ook omwonenden en ondernemers. Maar zo leeg dat de winkeliers niet weten hoe ze er moeten overleven. (Dagblad van het Noorden, 11 april 2008). [4] 
    • Drie lezers, Henk van Hoorn, Jaap Blaakmeer en Drs. Henk Stoepker struikelden de afgelopen weken over ons gebruik van het woord soebatten. ‘Aan de ene kant wil je de mooiste lijn van ons land niet opeens weggeven aan een concurrent van de NS. Maar andersom is het natuurlijk wel zo dat als er niet geleverd wordt, we niet met elkaar eindeloos blijven soebatten over de vraag waarom niet. Het moet door de NS opgelost worden, desnoods door samen te werken met een concurrent’, aldus de staatssecretaris, die haar partijgenote Wilma Mansveld opvolgde. [5] 
    • Van Hoorn: 'Het woord betekent smeken, bedelen, nederig vragen. Ik zie dat journalisten het af en toe gebruiken als synoniem van bekvechten, twisten, kibbelen.' Hebben de lezers gelijk? Ja en nee. De betekenis die zij toekennen aan het woord, is de eerste betekenis die Van Dale geeft. Maar in de nieuwste druk(ken) van het woordenboek staat ook dit: '2. bij uitbreiding langdurig discussiëren en onderhandelen.' Aan de manier waarop de journalisten het woord gebruiken, mankeert niets. [6] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen