snus

[1] Snus.
zuigtabak.

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  snus    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• snus

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Zweeds, snus

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	snus	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de snus m

1. zuigtabak, eventueel voorverpakt in een zakje, dat ter consumptie in de mond kan worden geplaatst
2. tabakloos nicotinezakje, zakje waarin nicotine is verwerkt dat ter consumptie in de mond kan worden geplaatst

   «"En inderdaad: onder zijn zadel werd snus gevonden, een soort theezakjes met nicotine die onder de lip worden geplaatst."»

Gangbaarheid

• Het woord snus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /snʉːs/

Woordafbreking

• snus

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Noorse werkwoord snuse.

Zelfstandig naamwoord

snus m

1. snuiftabak

   «Å bruke snus er et langt mer effektivt middel for å slutte å røyke enn medisinske nikotinprodukter, fastslår norske forskere.»

   "Het gebruik van snuiftabak is een veel effectiever middel om met roken te stoppen dan medische nicotinemiddelen", aldus Noorse onderzoekers.

2. reukzin

Verbuiging

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	snus	snusen	-	-
genitief	snus'	snusens	-	-

Synoniemen

• [2] teft, vær

Afgeleide begrippen

• [1] snustobakk, snuseske

Verwante begrippen

• [1] skrå, skråtobakk

Uitdrukkingen en gezegden

[1] fint som snus (helt fint, storartet)

• Zeer leuk, grandioos.

[2] få snusen i (rede på, nyss om)

• Lucht krijgen van iets.
• Een muisje van iets horen piepen.

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /snʉːs/

Woordafbreking

• snus

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Nynorske werkwoord snuse.

Zelfstandig naamwoord

snus m

1. snuiftabak
2. snuifje
3. korreltje

Verbuiging

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	snus	snusen	-	-
genitief

Afgeleide begrippen

• [1] snustobakk, snusøskje

Verwante begrippen

• [1] skrå, skråtobakk

Uitdrukkingen en gezegden

[1] fint som snus (heilt fint, storarta)

• Zeer leuk, grandioos.

[3] ikkje ein snus

• Geen spat.

Zelfstandig naamwoord

snus m / o

1. reukzin

Verbuiging

m	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	snus	snusen	-	-
genitief

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	snus	snuset	-	-
genitief

Synoniemen

• teft, vêr

Uitdrukkingen en gezegden

[2] få snusen i (få greie på, høyre nyss om)

• Lucht krijgen van iets.
• Een muisje van iets horen piepen.