snot
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- snot
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘neusvocht’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- Naamwoord van handeling van snuiten [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snot | |
verkleinwoord | snotje | snotjes |
Zelfstandig naamwoord
snot o
- een slijmerige afscheiding uit de neusholte, neusvocht
- Door die allergie zit ik weer vol snot.
- (diergeneeskunde) een pluimveeziekte
- Snot wordt veroorzaakt door de bacterie Mycoplasma Gallisepticum.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Vertalingen
2. een kippenziekte
Gangbaarheid
- Het woord snot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "snot" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Diergeneeskunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %