snorkelen
Uiterlijk
- snor·ke·len
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| snorkelen |
snorkelde |
gesnorkeld |
| zwak -d | volledig | |
snorkelen
- inergatief het zwemmen in het water met een duikbril, snorkel, mogelijk duiklood en vaak ook zwemvinnen waarbij diegene met het gezicht naar beneden kijkt en via de snorkel ademhaalt
- Het woord snorkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snorkelen" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %