snippenjacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snip·pen·jacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snippenjacht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de snippenjachtv / m

  1. het jagen op snippen (een steltloper uit de familie Scolopacidae op Wikispecies)
     Ik ben gekomen om jou weer eens te zien, dat in de eerste plaats, zei hij, terwijl hij Levin omarmde en kuste. In de tweede plaats om op de snippenjacht te gaan en ten derde om mijn bos in Jergoesjovo te verkopen.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen