sneeuwhoop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sneeuw·hoop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwhoop sneeuwhopen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sneeuwhoopm

  1. een grote opeenhoping van sneeuw
     "Het heeft sinds donderdag alleen maar gesneeuwd. Het is niet voor te stellen hoe hoog zo'n sneeuwhoop wordt. Je kunt nergens heen, je zit vast in het hotel."[2]
     Drie zware tractoren moesten er in de buurtschap Nutter aan te pas komen om een melktankwagen los te trekken. Op het platteland zitten de zware wagens om de haverklap vast in de opgewaaide sneeuwhopen. „Ophalen van de melk gaat heel moeizaam met dit extreme weer.”[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 juli 2022 Weblink bron “"In het begin was het gezellig"” (Zaterdag 1 februari 2014), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 juli 2022 Weblink bron
    Henk Bouwhuis
    “Alleen met drie tractoren lukt het de gestrande melkwagen in Nutter uit de sneeuwhoop los te trekken” (8 feb. 2021), Tubantia