Naar inhoud springen

snauwde af

Uit WikiWoordenboek
  • snauw·de af
vervoeging van
afsnauwen

snauwde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afsnauwen
    • Ik snauwde af. 
    • Jij snauwde af. 
    • Hij, zij, het snauwde af.