snackbar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- snack·bar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘snelbuffet’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- samenstelling van snack en bar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snackbar | snackbars |
verkleinwoord | snackbarretje | snackbarretjes |
Zelfstandig naamwoord
- een zaak waar men snacks en andere gefrituurde zaken verkoopt.
- De snackbar verkocht het meeste friet.
Synoniemen
Vertalingen
1. een zaak waar men snacks en andere gefrituurde zaken verkoopt
|
Gangbaarheid
- Het woord snackbar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "snackbar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.