snaai

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snaai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snaai snaaien
verkleinwoord snaaitje snaaitjes

Zelfstandig naamwoord

de snaaim

  1. snelle greep om iets te verwerven
  2. voordeeltje
  3. te veroveren gouden bal bij het spel zwerkbal (Harry Potter)

Werkwoord

vervoeging van
snaaien

snaai

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snaaien
    • Ik snaai. 
  2. gebiedende wijs van snaaien
    • Snaai! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snaaien
    • Snaai je? 

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen