smulpaap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smul·paap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord smulpaap smulpapen
verkleinwoord smulpaapje smulpaapjes

Zelfstandig naamwoord

de smulpaapm

  1. iemand voor wie lekker eten het hoogste goed is, een lekkerbek
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
smulpapen

smulpaap

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smulpapen
    • Ik smulpaap. 
  2. gebiedende wijs van smulpapen
    • Smulpaap! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smulpapen
    • Smulpaap je? 

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen