smuilen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smui·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
smuilen
smuilde
gesmuild
zwak -d volledig

Werkwoord

smuilen

  1. inergatief (verouderd) smullend eten[2]
  2. inergatief (verouderd) glimlachen [3]
     De mulder smuilde om het simpel paar,
    En dacht, dat moet een listigheid beduien.
    Ze denken dat geen man hen in kan luien.
    [4]
Opmerkingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. smuilen op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    Verschueren, J. Brounts, L.
    “Modern woordenboek en populair-wetenschappelijke encyclopædie” (1936)
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Bronlink Weblink bron
    Winkler, Johan
    De vertelling van den meier; Geoffrey Chaucer (1940), De Arbeiderspers op Wikipedia in: Oogst der tijden
  5. smuilen op website: Etymologiebank.nl