smeking
Uiterlijk
- sme·king
- naamwoord van handeling van smeken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smeking | smekingen |
verkleinwoord |
de smeking v
- een nederig verzoek
- ▸ Met alle bidding en smeking biddende te allen tijde in de geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen.[2]
- ▸ Ik heb gezondigd tegen Uw roeping, smeking en nodiging: „Och, dat ge naar Mij hoorde; och, dat ge in Mijn wegen wandelde. Zie, Ik zal Mijn Geest overvloedig over u uitstorten en Ik zal Mijn woorden u bekendmaken.”[3]
- Het woord 'smeking' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smeking" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Laurens van der Tang“Porno als vuile zondevloed” (02-05-2017), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Deuteronomium 32:18“Schatten” (09-07-2019), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be