smeerpijperijtjes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smeer·pij·pe·rij·tjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de smeerpijperijtjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord smeerpijperij
    • Ik zou er dan ook, als buiten mijn competentie vallend, het zwijgen toe doen, ware het niet, dat, zooals mr. E. Louis Israël in een opstel over den „vuilhandel" in de „Telegraaf" terecht — helaas terecht! — opmerkt, de verscherping der thans geldende strafbepalingen in zake „sexueele prikkeling der jeugd" hoofdzakelijk te danken is aan den roep, die speciaal Amsterdam in den laatsten tijd in het buitenland heeft verkregen als kweekplaats van allerhande smeerpijperijtjes.  [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen