sluimerig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slui·me·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sluimerig sluimeriger sluimerigst
verbogen sluimerige sluimerigere sluimerigste
partitief sluimerigs sluimerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

sluimerig [1]

  1. niet heel actief
    • Tot de komst van Klaas Jan Mulder, leidde de zanggroep een ietwat sluimerig bestaan. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen