sluikweg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sluik·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sluikweg sluikwegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

sluikweg m [1]

  1. een weg die men gebruikt bij het smokkelen
    • Toch vonden zij dat zij “in een nieuwe gevangenis beland waren”. Niet dat ze het opvangcentrum niet uitkonden, legden ze uit, “want we kunnen vrij gaan en staan in Jericho. Maar we hebben geen identiteitspapieren en zullen, als we over de sluikwegen naar huis teruggaan, alsnog door Israel worden opgepakt en in de gevangenis worden gegooid.” [2] 
  2. (figuurlijk) een manier om een officiële belemmering te ontwijken
    • Volgens de Duitse consul-generaal Engemann in Amsterdam hebben zich tot nu toe geen problemen met de Joegoslaven voorgedaan aan de Nederlands-Duitse grens. “Sinds Schengen controleren we daar geen paspoorten meer. Maar als u zegt dat de Joegoslaven, die visumplichtig zijn, Maastricht als sluikweg gebruiken, heeft u gelijk.” [3] 

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen