slowen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slo·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels

Werkwoord

slowen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slowen
slowde
geslowd
zwak -d volledig
  1. langzaamaan dansen terwijl de danspartners dicht tegen elkaar aan staan
    • Terwijl ook Liesbeth stond te slowen ('met een jongen die ik helemaal niet leuk vond') verbeet ze haar teleurstelling: ,,Potverdikkie! In een opwelling stapte ze na het eerste nummer op haar concurrente af. ,,Partnerwissel! riep ze brutaal. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tubantia Mark van der Werf 23-07-15 De vonk sloeg over op Against all odds