slootkant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

een koe aan de slootkant
Uitspraak
Woordafbreking
  • sloot·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slootkant slootkanten
verkleinwoord slootkantje slootkantjes

Zelfstandig naamwoord

de slootkantm

  1. oever van een smalle watergang bij een weiland of akker
    • Er zit inderdaad acht meter tussen de grens van het bestemmingsplan Vroomshoop-Oost en de woningen. Maar die grens loopt door het midden van de sloot en niet op de slootkant zoals de omwonenden, onder wie H. Ekkelenkamp, dachten. [3] 
    • De grootvader van treinsurfer Jimmy heeft ook gereageerd. ,,Toen wij jong waren, staken we ook wel eens de slootkant in brand. Ik wil dit niet bagatelliseren, maar het wordt wel flink opgeblazen." [4] 
    • Aan de slootkant wuift het riet in de wind, een watervogeltje duikt onder en ganzen vliegen laag over om te landen op het malse weiland aan de overkant. Jazeker. De geschiedenis van Kinderdijk is boeiend, de film daarover in het voormalig Stoomgemaal Wisboom interessant en de Museummolen moet je zeker bezoeken, maar niets is hier grootser dan een bankje aan het water met uitzicht op de molens, heel veel molens. [5] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen