slootjespringt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sloot·je·springt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
slootjespringen

slootjespringt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slootjespringen
    • ... dat jij slootjespringt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slootjespringen
    • ... dat hij slootjespringt. 
    • Hòòr, dit weet ik bij ondervinding, dat een jongen even graag als met zijn beenen, in 't gèèstelijke slootjespringt en klimt; o, de jeugd òèfent zich ook gèèstelijk zoo graag; - mààr hij moet gezien hebben, dat er zoo iets is, gij moet het mèt hem gedààn hebben en hij moet het ondervinden, dat het nèt is als buiten: dat oefening den mèèster maakt. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen