slofhak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

slofhak
Uitspraak
Woordafbreking
  • slof·hak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slofhak slofhakken
verkleinwoord slofhakje slofhakjes

Zelfstandig naamwoord

slofhak m [1]

  1. Anthoxanthum aristatum  op Wikispecies een eenjarige plant, die behoort tot de grassenfamilie
     Per fiets verder naar het tarweveld van De Horte, dat ouderwets vol staat met korenbloemen, klaprozen en slofhak. Hier rijpt dat gouden pannenkoekeningrediënt: graan. „Boeren noemen deze verdwenen bloemen onkruid, wij spreken liever van akkerkruiden”, aldus terreinbeheerder Kristian.[2]
     Ook de bedreigde plantensoorten slofhak en handjesereprijs bleken in de akker te groeien. Boswachter Marion Plagge is blij met de vondst. „Deze plantensoorten zijn voedsel voor insecten. Deze zijn op hun beurt weer lekkernij voor allerlei vogels, zoals de geelgors, veldleeuwerik en kerkuil”, aldus de boswachter.[3]
  2. een heel traag persoon
Vertalingen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    ROBERT B.P. VAN WEPEREN
    “Met je kroost op pad” (22 aug. 2015), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron “Zeldzame bloem gevonden in akker Twente” (04-07-2015), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be