sloer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sloer

Werkwoord

vervoeging van
sloeren

sloer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sloeren
    • Ik sloer. 
  2. gebiedende wijs van sloeren
    • Sloer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sloeren

Gangbaarheid

Verwijzingen


Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
sloer
gesloer
volledig

Werkwoord

sloer

  1. zich voortslepen
    «Wanneer onderhandelings sloer, raak mense gefrustreerd.»
    Wanneer overhandelingen zich voortslepen, raken mensen gefrustreerd.