sloeg dubbel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sloeg dub·bel
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
dubbelslaan

sloeg dubbel

  1. enkelvoud verleden tijd van dubbelslaan
    • Ik sloeg dubbel. 
    • Jij sloeg dubbel. 
    • Hij, zij, het sloeg dubbel. 


Gangbaarheid