slijmig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slij·mig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van slijm met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen slijmig slijmiger slijmigst
verbogen slijmige slijmigere slijmigste
partitief slijmigs slijmigers -

Bijvoeglijk naamwoord

slijmig [1]

  1. taai, week, glibberig, vochtig en plakkerig als slijm
     De slijmige slakkenplaag. Het zou zomaar de titel van een album van Suske en Wiske kunnen zijn, maar het is wel degelijk realiteit.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Slakkeninvasie: dit doe je ertegen” (21/06/2016), De Standaard
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be