slijmerig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slij·me·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen slijmerig slijmeriger slijmerigst
verbogen slijmerige slijmerigere slijmerigste
partitief slijmerigs slijmerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

slijmerig

  1. bedekt of besmeurd met slijm
    • Hij veegde zijn slijmerige handen af aan een paar vodden. 
  2. overdrachtelijk overdreven vriendelijk of vleiend
    • Die slijmerige vent komt er bij mij niet meer in. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be