sliet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sliet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sliet | slieten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- recht stammetje waarvan de takken zijn afgehakt
- (bouwkunde) (geschiedenis) staken die als horizontaal rooster in de grond onderdeel van de fundering zijn
- Er werden in de lengterichting van de toekomstige muur twee dunne rondhouten (zogenoemde slieten) gelegd op ongeveer 1,20 meter uit elkaar (…). Daartussen zijn aangepunte paaltjes van circa 2 meter lengte in de veenbodem geslagen, dicht op elkaar. Evenwijdig aan de slieten zijn over de paaltjes aaneengesloten dunnere slieten gelegd. Al deze rondhouten zijn van elzen- of berkenhout. Over dit geheel zijn dwars op de slieten weer slieten gelegd van ongeveer 1,25 meter lengte. [4]
- (bouwkunde) (geschiedenis) staken die horizontaal, dwars over de balken van een schuur of stal liggen, zodat daarop weer hooi of graan kan worden bewaard
- Op de deel werd gedorst, koren werd op de slieten van de deel opgeslagen. [5]
- (bouwkunde) staak die in een stal horizontaal is bevestigd als afscheiding tussen twee paarden of koeien
- Hij was de schuurpoort al binnen en op weg naar zijn peerdstal. (…) - Ho, oh! Cesar! Hij dreefelde tusschen den sliet en hun lijf en ging in de kribben tasten, dan wierp hij achteloos en haastig de kleeren af en kroop donkerling te bed. [6]
- afzondelijke sta-, lig- of zitplaats voor mensen of dieren
- Het nieuwe paard, de “indringer”, staat daar, “donker in dezelfde sliet waar Djole twintig jaar geleefd had”. [7]
- Maar toen zij Lander, Tette en Cloet daar gebonden zagen, door gendarmen bewaakt, in het houten sliet opgesloten, kropte de woede hen in de keel, en bij de eerste vraag van de rechter, hield ieder zich stokstijf, stonden er als stenen beelden, onberoerbaar, de mond gesloten en de wilde blik schichtig en schuw rondvliegend. [8]
Synoniemen
- [1] staak
Gangbaarheid
- Het woord sliet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sliet" herkend door:
9 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[9] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ sliet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Dijk, W. op den"Hoog water." in: De Hollandsche Lelie. jrg. 19 nr. 41 (1 april 1906) L.J. Veen, Amsterdam; p. 668; geraadpleegd 2019-09-03
- ↑ Janse, H.De Oude Kerk te Amsterdam. (2004) Waanders, Zwolle / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist; ISBN 90 400 8680 X; p. 25; geraadpleegd 2019-09-03
- ↑ Groningen, C.L. vanDe Utrechtse heuvelrug. De Stichtse Lustwarande. Dorpen en landelijk gebied. (2000) Waanders Uitgevers, Zwolle / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist; ISBN 90 400 9429 2; p. 344; geraadpleegd 2019-09-03
- ↑ Streuvels, S.Minnehandel. Deel 1. (1903) L.J. Veen, Amsterdam; p. 77/78; geraadpleegd 2019-09-03
- ↑ Streuvels, S."Langs de wegen" geciteerd in:Sintobin, T."Wie schaft er op de woorden?" Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels. (2002) op website dbnl.org; p. 436; geraadpleegd 2019-09-03
- ↑ Streuvels, S.De teleurgang van de Waterhoek. 7e druk (1970) Desclée de Brouwer, Brugge / Utrecht; p. 99; geraadpleegd 2019-09-03
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 9 %
- Prevalentie Vlaanderen 11 %