sleutelbeenbreuk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

sleutelbeenbreuk
Uitspraak
Woordafbreking
  • sleu·tel·been·breuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sleutelbeenbreuk sleutelbeenbreuken
verkleinwoord sleutelbeenbreukje sleutelbeenbreukjes

Zelfstandig naamwoord

de sleutelbeenbreukv / m

  1. (medisch) fractuur van het bot dat het schouderblad en het borstbeen met elkaar verbindt
     In aanloop naar de Spelen werd de schaatswereld de afgelopen maanden geteisterd door een blessuregolf. In mei brak Yvonne Nauta haar been en en kort daarvoor liep Sven Kramer een sleutelbeenbreuk op na een val met de fiets.[2]
     Een van de wielrenners die gewond raakte werd met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Het gaat om een 72-jarige man. Hij liep een sleutelbeenbreuk en schaafwonden op. Het andere slachtoffer raakte lichtgewond, schrijft Omroep Brabant.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2022 Weblink bron “Europees kampioene shorttrack De Vries breekt enkel” (17-07-2017), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2022 Weblink bron “Automobilist die doorreed na ongeluk met wielrenners meldt zich” (16 mei 2022), NOS