slavenjuk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sla·ven·juk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slavenjuk slavenjukken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het slavenjuko

  1. (figuurlijk) slavernij, onderdrukking
    • De oud-Israëlwerker gaf ook de les mee dat het voor het veranderingsproces van mensen belangrijk is om te verkeren in de ruimte van God, Die zorgt voor verandering. Israël moest na de uittocht een tijd in de woestijn verkeren om onder het slavenjuk uit te komen. [2] 
    • Baas zijn. Het is de droom van heel wat werknemers. Na jaren van noeste arbeid, gebukt onder het slavenjuk eindelijk zelf de lakens kunnen uitdelen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen