slagwerk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slag·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van slag en werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slagwerk | |
verkleinwoord | slagwerkje | slagwerkjes |
Zelfstandig naamwoord
- verzamelnaam voor muziekinstrumenten waarbij men door slaan een klank produceert
- Het afrikaanse orkest had een grote slagwerkgroep.
- Abschied voltrekt zich als tweestrijd. Zinderende, laat-romantische strijkersakkoorden willen zich uitstrekken, maar worden bestookt door knallen die als bommen uit koper en slagwerk vallen. De voortgang is gefragmenteerd, maar de collage van effecten en bijna-citaten heeft een haast dansant ritme. Briljant is de poging tot een daverend slot: een majeur-akkoord wordt aangetikt, maar loopt leeg als een ballon. In plaats daarvan klinkt een schimmig, tektonisch schuiven van klankwerelden. [2]
- dat deel van een uurwerk dat de tijd hoorbaar maakt
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord slagwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slagwerk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joep Stapel 26 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be