slagvaardig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: slagvaardig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- slag·vaar·dig
Woordherkomst en -opbouw
afleiding van slag met het achtervoegsel -vaardig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | slagvaardig | slagvaardiger | slagvaardigst |
verbogen | slagvaardige | slagvaardigere | slagvaardigste |
partitief | slagvaardigs | slagvaardigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
slagvaardig
- gereed zijn om iets snel en krachtig aan te pakken
- Een stabiele euro, een krachtige en slagvaardige bankenunie en een sterke en eerlijke interne Europese markt, met een gelijk loon voor hetzelfde werk op dezelfde plek, zijn direct in het belang van ons land. [1])
- ▸ De kop was zoals gewoonlijk kort en slagvaardig: Terreuradvocaat vlucht voor vrouwendemonstranten Aanklager: Advocaat Letang is EEN SCHANDE VOOR HET ADVOCATENKORPS Maar nu ging het dus om revanche.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord slagvaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "slagvaardig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ troonrede 2016
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044645149
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be