slaapkleed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

slaapkleed
Uitspraak
Woordafbreking
  • slaap·kleed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaapkleed slaapkleren
slaapklederen
verkleinwoord slaapkleedje slaapkleedjes

Zelfstandig naamwoord

het slaapkleedo

  1. nachtjapon
    • De verschillende ontbijteilanden waaieren uit over de adembenemende wintertuin – een voormalige serre van 462m² waarin kosten noch moeite werden gespaard om de croissant stijlvol te presenteren. Zelfs een grootmoeder in haar overjaars slaapkleed zou zich koninklijk voelen bij het afdalen van de treden. Om maar te zeggen: hallo kroket.[1] 
    • Veel kinderen, zei mijn grootmoeder, kwamen zomaar in de aarde terecht, in hun pyjama of slaapkleed, of in een lijkwade van inderhaast aan elkaar genaaide beddenlakens.[2] 

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Standaard 28 MEI 2016 Ontbijt met bed
  2. de Standaard 25 JULI 2014 De gemeenschap der verzegelde lippen
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be